The hills are alive..
Door: Auk
Blijf op de hoogte en volg Auk
24 Juli 2016 | Cambodja, Khett Batdambang
Een beetje onwennig zit ik op mijn hotelkamer, alone again. Een uitnodigend bord voor een spectaculair dakterras met jacuzzi en gastromisch restaurant blijkt in werkelijkheid een grijs plat met een lege emmer en een hamburgermenu. Geen levende ziel in de wijde omtrek. Ik kies eieren voor mijn geld en zoek het gezelschap op van mijn handdoekzwaan. Parmantig op het bed wacht hij me op en ziet toe dat ik in een diepe slaap verzeil.
Smoi, een vrolijke (zal toch es niet) Cambodjaan is de volgende dag mijn gids. Hij rijdt me rond in zijn tuctuc en even mag ik me weer de dikke witte toerist voelen. De bamboetrein moet er eerst aan geloven. Met zo'n 40 km per uur razen deze "norry's" over de rails. In kleermakerzit, oplettend dat mijn jurk geen inkijk biedt, zweef ik door het Cambodjaanse platteland. Onderweg gefotografeerd door tientallen Chinezen die ervan overtuigd zijn dat ik lenzen draag. Dan is er de rust.
Groen, alles is groen. De lucht is blauw en is vergeven met vlinders. Met een regelmatige cadans dender ik over de rails. Ik voel me senang en even waan ik me Julie Andrews in the sound of music. Slaat natuurlijk helemaal nergens op, want buiten dat het groen is heeft Cambodja niks weg van het heuvelrijke Oostenrijk. Toch geschiedde. Even waag ik het mijn mond open te doen om te zingen in de hoop dat weldra een vogeltje een strikje in m'n haar legt en een eekhoorn mijn schortje omdoet. Een bek vol vliegen; ik leer elke dag.
In mijn koets word ik door het groene landschap gereden en ieder moment verwacht ik een waxinelichtjes gooiende Cambodjaan. Ik zwaai naar kinderen, bewonder vleermuizen en ren weg voor aapjes. "Dont pet the monkeys", nee Smoi al zou je me nu stante pede een frietje waterfiets aanbieden dan nog zou ik ze niet aaien. Een opent een zakje nootjes en eet het leeg; het zakje gooit ie dan wel weer op de grond. Griezelige beesten met vingers..
We komen bij de Banan tempel aan. Smoi waarschuwt me: de trap heeft 368 trappen. Ik lach. Opgegroeid in een split level woning in den Duuk, vertel mij wat over trappen. Dat de treden ongelijk zijn en ik mijn enkels schaaf aan de ruwe stenen is het prettigste van de trap. Het is bloedheet en 368 is veel. Ik vervloek de elfde eeuwse architect. Eenmaal boven maakt de tempel en het uitzicht veel goed. Uitgeput en bezweet begin ik dapper aan de terugweg. Met beiden handen op de reling klauter ik de trap af.
Tot slot vinden we onze weg naar de berg. Smoi stelt me voor de keuze: of 1,5 uur klauteren naar de top of voor twee dollar achter op de motor. Commerciele rakker denk ik. Lui aangelegd als ik ben kies ik de motor, waar ik, de stijle berg op takelend, spijt van krijg. Ogen dicht en gaan met die banaan. Boven wacht een jongen die me naar de grot zal brengen. De killing cave. Een rilling gaat over mijn rug, meer dan eens dwaalden mijn gedachten deze week af naar de verschrikkingen van de Khmer rouge.
De grot is verticaal. De smaragdgroene aanslag geeft het een serene glans en ik bewonder dit stukje natuur. Jarenlange neerslag heeft een gat geslagen in het gesteente. De jongen vertelt me dat hier de baby's ingegooid werden. Levend. Ik weet me geen houding te geven. Al wat ik zeggen wil dekt de lading niet. Woorden schieten te kort en alles doet onrecht aan de situatie. De jongen wenkt me, we dalen verder af de andere grot in. Bovenop, vlak bij een opening in de grot, stonden ze. Gedesserteerde soldaten. Hun handen gebonden op de rug, hun ogen bedekt. Met een klap van een stok op de schedel vielen ze de grot in. Hun laatste rustplaats tegemoet.
De treden worden natuurlijker en onregelmatig, de grot donker. Als ik een lichtje heb wil hij mij de vleermuizen laten zien. Hij pakt m'n hand en voert me het donker in. Bukkend onder de spelonken van de grot zet ik op de gok mjn voeten neer. Ik glij een paar keer uit en de jongen houdt me recht. We staan gebukt in een holte van de grot, ik zie niks. Even laat de jongen m'n hand los en een gevoel van angst overvalt me. Het is pikkedonker en ik hoor de vleermuizen piepen. Ik leg mijn arm op een wand in hoop op wat houvast. Een minuut lang draagt de grot zijn geschiedenis aan me over. Een historische sensatie zogezegd. Angst, verdriet en paniek drukken op me. De tranen komen en blijven stromen. Ik wil weg. De jongen pakt m'n hand en begrijpt het niet. Hij leidt me naar het midden van de grot, naar het licht. Al struikelend en mijn hoofd stotend kruip ik naar buiten, armen en benen onder de schrammen. Hij wil me nog het hoofd van de buddha laten zien die sinds de khmer rouge onthoofd achter in de grot ligt. Ik durf niet meer, de grot heeft me voor het eerst tijdens mjn reis een gevoel van angst ingeboezemd. Ik geef de jongen voor een maand lesgeld en hoop dat ook hij die nare plek kan ontvluchten.
In de tuctuc zet ik het van me af en keer ik thuiswaarts, rond vier moet ik weer terug naar Phnom Penh. Waar mogelijk rijdt deze chauffeur nog idioter dan de eerste. Het wordt donker en het grote onweer breekt los. Terwijl de rest snurkt kijk ik achterin de bus uit het raam. Om de paar seconden flitst de lucht en zie ik het groene landschap. Donder. Heel even komen de tranen weer. Ik denk aan al die baby's die onder t mom van "onkruid moet je met wortel en al vernietigen" zijn vermoord. Toch denk ik ook even aan de bambootrein, de lachende Smoi en de groene oase. Langzaam kom ik tot de conclusie: er zit hier maar weinig tussen zwart en wit
-
26 Juli 2016 - 17:50
Dick:
Hoi Auxx, ik heb weer genoten van je belevenissen. Het lijkt mij ook een geweldige ervaring om te zijn op de plaats waar zoveel gebeurt is. En dan die grot met die vleermuizen. Creepie.
Kusjes..
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley